Zwaartekracht
De kracht die de aarde op voorwerpen uitoefent, noem je de zwaartekracht ( Fz).
Het symbool voor de zwaartekracht is Fz.
De zwaartekracht zorgt er voor dat alles wat een massa heeft een gewicht (Fg) krijgt.
Voor gewicht wordt vaak het symbool Fg gebruikt.
Gewicht druk je dus uit in newton.
100 gram = 1 newton (N)
1 kg = 10 newton (N)
Op aarde heeft een massa van 1 kg een gewicht van 10 N.
Een voorwerp met een massa van 2,5 kg heeft een gewicht van ongeveer 25 N.
Als je de massa (m) van een voorwerp weet, kun je het gewicht bij benadering berekenen:
Fg = Fz ≈ 10 x m
Let op: In het dagelijks leven wordt het gewicht vaak in g of kg uitgedrukt, dat moet eigenlijk in newton .
Tekenen
Een kracht dat werkt op een voorwerp kun je niet zien. Je kunt de richting waarin een kracht werkt en de grootte van een kracht wel tekenen.
Een kracht geef je weer met een pijl. De pijl begint altijd op de plaats waar de kracht inwerkt: het aangrijpingspunt. De richting waarin je de pijl tekent is gelijk aan de richting waarin de kracht werkt. De lengte van de pijl zegt iets over de grootte van de kracht.

Meerdere krachten
De totale kracht die op een voorwerp werkt noemen we de resulterende kracht (Fres).
Hieronder zien we twee personen die beide een kracht uit oefenen op een kar. De linker persoon oefent een kracht van 100 N uit en de rechter persoon een kracht van 125 N. In totaal oefenen ze dus een kracht naar rechts uit van 100 + 125 = 225 N. Er geldt dus:

Hieronder werken twee krachten juist tegen elkaar in. Beide personen oefenen een kracht uit op de kar van 40 N. We vinden nu een resulterende kracht van 40 - 40 = 0 N. Omdat er geen kracht is wordt er geen pijl getekend.

In de onderstaande afbeelding oefent één persoon een kracht van 100 N uit en de andere persoon een kracht van 40 N. De linker leerling oefent dus een 60 N grotere kracht uit dan de rechter leerling. De resulterende kracht is dus 60 N en wijst naar links.

Maak jouw eigen website met JouwWeb